Keizer Karel in Olen :
"Meneer de schout, ik dank u van harte voor de goede ontvangst,
die ik hier heb genoten.
Nimmer werd ik in mijn Staten zo oprecht vriendelijk verwelkomd,
nimmer heb ik zulke raadslieden, als die van uw raad, aangetroffen.
Ik moet u ook nog vurig dank zeggen voor het heerlijke dichtstuk
dat de sekretaris voor mij heeft gemaakt; voor de eigenaardige pot,
waar ik de eer had uw lekkere bruine te drinken; voor de smakelijke
rijstpap, die ik nergens zo sierlijk heb weten opdienen.
Lang zal ik met vreugde en plezier aan mijn reis naar Olen terugdenken."
Die dag had Olen het toppunt van zijn beroemdheid bereikt,
die door de eeuwen heen in Vlaanderen zou blijven voortbestaan.
Uit "De boeren van Olen" van
Auctor alias Jan Bruylans.
|